De nieuwe Hollandse Waterlinie bestaat uit een strook polderland van ongeveer vijf kilometer breedte tussen Muiden aan de voormalige Zuiderzee en de Biesbosch in Brabant. Het gebied was ca. 85 km lang en kon in tijden van oorlogsdreiging 40 tot 50 centimeter onder water gezet worden om het machtige en rijke Holland te beschermen tegen de vijand, die als altijd vanuit het (zuid)oosten kwam. Het land stond net voldoende onder water, zodat de vijandige soldaten gedesoriënteerd raakten en hun weg niet meer konden vinden. En als ze dan toch met stevig materieel door het water heen probeerden te ploeteren, bleven ze wel in de blubber steken.